menu

C. Inrichting, belading en slepen van voertuigen.

Voertuigeisen en verplichtingen
Wanneer je een voertuig op je naam hebt staan horen daar een aantal verplichtingen bij. Een voertuig moet vanaf het moment dat het op je naam staat WA verzekerd zijn volgende Wet Aansprakelijkheidsverzekeringen Motorrijtuigen (WAM). Dit geldt niet voor aanhangwagens, deze zijn verzekerd bij het trekkend voertuig. Het voertuig dient APK gekeurd te zijn (geldt niet voor motoren, brommers en aanhangwagens en caravans t/m 3500 kg) en moet je motorrijtuigenbelasting betalen. Dit laatste geldt voor personenauto`s, bestelauto`s, vrachtauto`s en motorfietsen.

Voertuigeisen
De Eisen die de Nederlandse overheid aan voertuigen stelt zijn overwegend gebaseerd op de regelgeving van de Europese Unie en andere verdragen op dat gebied. De Nederlandse eisen aan voertuigen zijn opgenomen in de Regeling voertuigen die sinds 1 mei 2009 van kracht is. De Regeling voertuigen is onderdeel van de Wegenverkeerswet 1994.

Die soorten voertuigeisen
Er worden drie soorten voertuigeisen onderscheiden: toelatingseisen, permanente eisen en gebruikseisen. Toelatingseisen zijn van toepassing op kentekenplechtige voertuigen zoals personenauto`s, vrachtauto`s, bestelauto`s, motorfietsen, bromfietsen en aanhangwagens voor motorvoertuigen. Aanhangwagens voor land- en bosbouwtrekkers zijn hiervan uitgezonderd. De toelatingseisen gelden ook voor voertuigonderdelen zoals bijvoorbeeld spiegels, lampen, trekhaak en banden. Voordat een kenteken wordt verstrekt, wordt beoordeeld of het voertuig een typegoedkeuring of individuele goedkeuring heeft en daarmee voldoet aan de toelatingseisen.

Alle voertuigen die gebruik maken van de openbare weg moeten aan zogeheten permanente eisen voldoen. Deze eisen zijn minder uitgebreid dan de toelatingseisen, omdat een voertuig langs de weg door de politie of bij de APK gecontroleerd moet kunnen worden. Er zijn ook permanente eisen voor voertuigsoorten waarvoor geen toelatingseisen gelden zoals de fiets of bijvoorbeeld een Segway.

Gebruikseisen betreffen het praktisch handelen: het koppelen van een aanhangwagen, het behandelen van lading en zijn gebruikseisen eisen die betrekking hebben op de afmetingen en massa`s van de voertuigen.

Permanente eisen
Het is de bestuurder verboden te rijden met een voertuig en de eigenaar of houder verboden met het voertuig te laten rijden, indien het voertuig:

  • Niet deugdelijk van bouw of inrichting is, dan wel rijtechnisch in onvoldoende staat van onderhoud verkeert.
  • Zodanig is gebouwd of ingericht dat de bestuurder onvoldoende uitzicht naar voren of opzij heeft.
  • Niet voldoet aan de wettelijk gestelde eisen ten aanzien van de bouw of inrichting van voertuigen van de categorie waartoe het voertuig behoort.

De permanente eisen die het belangrijkst zijn voor de verkeersveiligheid en deels alleen van toepassing zijn op personenauto`s zijn de eisen aan de:

1. Reminrichting

2. Verlichting

3. Stuurinrichting

4. Autogordels

5. Hoofdsteunen

6. Bescherming van inzittende bij een frontale botsing

7. Bescherming van inzittende bij een flankbotsing

8. Bescherming van voetgangers bij aanrijding met voorkant van de auto

Daarnaast hebben de permanente eisen betrekking op onder andere geluid, emissie, massa, afmetingen en kentekenplaten.

De belangrijkste permanente eisen hebben we voor je onder elkaar gezet:

  • De personenauto moet zijn voorzien van de juiste kentekenplaten, een goedkeuringsmerk en de kentekenplaten moeten deugdelijk aan de voor en achterzijde van het voertuig zijn bevestigd. Het kenteken moet daarnaast goed leesbaar zijn en de kentekenplaten mogen niet zijn afgeschermd.
  • De aslast van personenauto`s mag niet meer bedragen dan dat voor het voertuig in het kentekenregister of op de kentekencard, dan wel in het kentekenbewijs vermelde toegestane maxium aslast. De maximum aslast is het maximale gewicht op een as, waarmee de auto met twee wielen op de web rust.
  • Brandstofsystemen moeten veilig zijn en mogen geen lekkage vertonen, tevens moeten ze deugdelijk zijn bevestigd. De vulopening voor de brandstof moet zijn afgesloten met een passende tankdop.
  • Personenauto`s met een verbrandingsmotor moeten zijn voorzien van een uitlaatsysteem dat over de gehele lengte gasdicht is. Het uitlaatsysteem moet deugdelijk zijn bevestigd en geen hoger geluidsniveau produceren bij de uitmonding dan die voor het voertuig is vermeld in het kentekenregister, vermeerderd met 2dB(A).
  • De uitlaatgassen van personenauto`s met een verbrandingsmotor met elektrische ontsteking mogen bij stationair toerental en op bedrijfstemperatuur niet meer dan het voorgeschreven volume (in percentage) koolmonoxide bevatten.
  • De accu en de elektrische bedrading van de personenauto moeten deugdelijk zijn bevestig en de elektrische bedrading dient goed te zijn geïsoleerd.
  • De personenauto moet zijn voorzien van een goedwerkende snelheidsmeter die ook bij nacht voor de bestuurder goed afleesbaar is.
  • De wielen van de personenauto`s moeten zijn voorzien van luchtbanden en mogen geen beschadigingen vertonen waarbij het karkas zichtbaar is. De banden mogen ook geen uitstulpingen vertonen. De profilering van de hoofdgroeven van de band moeten over de gehele omtrek minimaal 1,6 mm zijn. Tot slot moeten de banden een juiste bandenspanning hebben zoals door de voertuigfabrikant is voorgeschreven.
  • Personenauto`s moeten zijn voorzien van een goedwerkend veersysteem en de onderdelen van het veersysteem mogen geen breuken of scheuren vertonen en niet door corrosie zijn aangetast. De schokdempers vangen de kracht op van het terugveren zijn onderdeel van het veersysteem. Het veersysteem en onderdelen van het veersysteem moeten deugdelijk zijn bevestigd en goed werken.
  • De stuurbekrachtiging moet goed en bij het draaien van het stuur mag er geen weerstand voelbaar zijn. De wielen moeten tijdens het sturen goed reageren en vrij kunnen draaien.
  • De reminrichting en onderdelen van de reminrichting moeten deugdelijk zijn bevestigd en mogen niet zijn beschadigd, gescheurd of gebroken. Het oppervlakte van het rempedaal moet stroef zijn en de slag van het pedaal mag niet worden beperkt. De remschijven mogen geen dusdanige slijtage vertonen dat er gevaar op een breuk ontstaat en de rembekrachtiging moet goed functioneren.
  • De bedrijfsrem en parkeerrem moet goed functioneren. De bedrijfsrem moet op alle wielen werken en de parkeerrem moet op minimaal 2 wielen.
  • Personenauto`s die in gebruik zijn genomen na 31 december 2011 moeten zijn voorzien van een bedrijfsrem, waarvan de remvertraging op een droge of nagenoeg droge weg minstens 5,8 meter per seconden is. Hierbij gaan we uit van een ongeveer horizontaal liggende weg, ofwel gaan we uit van een rechte weg zonder klim- of dalingen. De pedaalkracht die je levert mag dan tevens niet meer zijn dan 500 Newton.
  • Personenauto`s die in gebruik zijn genomen na 30 juni 1967, maar voor 1 januari 2012, moeten zijn voorzien van een bedrijfsrem, waarvan de remvertraging op een droge of nagenoeg droge weg tenminste 5,2 meter per seconden bedraagt. Ook hier gaan we uit van een ongeveer horizontaal liggende weg en maximale pedaalkracht van 500 Newton.
  • De deuren van personenauto`s moeten goed sluiten en moeten op normale wijze vanaf de binnenkant en vanaf de buitenzijde kunnen worden geopend. Het slot en de scharnieren van de motorkap en het kofferdeksel moeten een goede sluiting hebben en de bevestiging van de scharnieren van de deuren, motorkap en kofferdeksel mag niet in ernstige mate door corrosie zijn aangetast.
  • De voorruit en aanwezige zijruiten mogen geen beschadigingen of verkleuringen vertonen en mogen niet zijn voorzien van onnodige voorwerpen die het uitzicht van de bestuurder belemmeren. De voorruit dient voorzien te zijn van een goed werkende ruitenwisserinstallatie die de bestuurder voldoende uitzicht geeft.
  • De personenauto dient te zijn voorzien van een goed werkende ruitensproeierinstallatie en een goedwerkende installatie ter ontdooiing en ontwaseming van de voorruit. Je mag niet zonder ruitensproeiervloeistof gaan rijden, de ruitensproeierinstallatie werkt dan immers niet goed.
  • Het is in Nederland niet toegestaan om de voorste voorruiten te voorzien van folies of een coating die de lichtdoorlatendheid beperken. De lichtdoorlatendheid van de voorruit en de naast de bestuurderszitplaats aanwezige zijruiten mag niet minder dan 55% bedragen. De achterruit(en) mag wel zijn voorzien van een folie of coating, mits het voertuig beschikt over een rechter buitenspiegel. De tintman is een lichtdoorlatenheidsmeter, waarmee de politie betrekkelijk eenvoudig kan vaststellen of de lichtdoorlatendheid van autoruiten voldoende is.
  • Personenauto`s na 25 januari 2010 in gebruik zijn genomen moeten zijn voorzien van een linkerbuitenspiegel, een rechterbuitenspiegel en een binnenspiegel en deze spiegels moeten deugdelijk zijn bevestigd. Het spiegelglas van de verplichte spiegels mag geen verschijnselen van breuk vertonen en mag niet in ernstige mate zijn verweerd.
  • Personenauto`s die na 30 september 2000 in gebruik zijn genomen moeten zijn voorzien van gordels voor alle naar voren en naar achteren gerichte zitplaatsen. De gordels moeten deugdelijk zijn bevestigd en mogen niet zijn beschadigd. De gordels moeten zijn voorzien van een goedwerkende sluiting, een goedwerkende blokkering en het oprolmechanisme moet zodanig functioneren dat de gordel aanligt na het omdoen ervan.
  • Personenauto`s mogen geen scherpe delen hebben die in geval van botsing gevaar voor lichamelijk letsel voor andere weggebruikers kunnen opleveren. Uitstekende delen die in het geval van botsing het gevaar voor lichamelijk letsel aanzienlijk kunnen vergroten dienen afgeschermd te zijn.
  • Een personenauto moet voorzien zijn van een claxon die bestaat uit een goedwerkende hoorn met vaste toonhoogte of een samenstel van tegelijk werkende hoorns die als één hoorn beschouwd kunnen worden.

Verplichte verlichting personenauto
Personenauto`s moeten voldoen aan de wettelijk gestelde eisen ten aanzien van de verlichting. Voor informatie betreffende het gebruik van lichten verwijzen we je naar hoofdstuk W: Gebruik van lichten.

Personenauto’s moeten zijn voorzien van de volgende verplichte verlichting:

a. Twee grote lichten.
b. Twee dimlichten.
c. Twee stadslichten.
d. Twee richtingaanwijzers aan de voorzijde en twee aan de achterzijde van het voertuig, dan wel één richtingaanwijzer aan elke zijkant indien het voertuig vóór 1 juli 1967 in gebruik is genomen. Het licht van de richtingaanwijzers van personenauto’s die na 30 juni 1967 in gebruik zijn genomen moet knipperen.
e. Waarschuwingsknipperlichten indien het voertuig na 31 december 1997 in gebruik is genomen.
f. Één zijrichtingaanwijzer aan elke zijkant van het voertuig indien het voertuig na 31 december 1997 in gebruik is genomen.
g. Twee achterlichten.
h. Twee remlichten indien het voertuig na 30 juni 1967 in gebruik is genomen, dan wel één of twee remlichten indien het voertuig vóór 1 juli 1967 in gebruik is genomen.
i. Een achterkentekenplaatverlichting;
j. Twee rode retroreflectoren aan de achterzijde van het voertuig.
k. Één mistachterlicht indien het voertuig na 31 december 1997 in gebruik is genomen; dit mistachterlicht moet zich bevinden in of links van het middenlangsvlak van het voertuig.
l. Één achteruitrijlicht indien het voertuig na 31 december 1997 in gebruik is genomen.
m. Twee markeringslichten aan de voorzijde en twee aan de achterzijde van het voertuig, indien het voertuig na 31 december 1997 in gebruik is genomen en breder is dan 2,10 m, dan wel voor 1 januari 1998 in gebruik is genomen en breder is dan 2,60 m.
n. Zijmarkeringslichten indien het voertuig na 31 december 1997 in gebruik is genomen en langer is dan 6,00 m.
o. Ambergele retroreflectoren aan elke zijkant van het voertuig, indien het voertuig na 31 december 1997 in gebruik is genomen en langer is dan 6,00 m, de achterste retroreflector aan de zijkant mag rood zijn.
p. Een derde remlicht indien het voertuig in gebruik is genomen na 30 september 2001, aangebracht zodanig dat:
- Het zich bevindt op een afstand van ten hoogste 0,15 m vanaf het middenlangsvlak.
- De onderzijde van het lichtdoorlatende gedeelte hoger ligt dan de bovenzijde van de remlichten. Indien het derde remlicht niet binnen 0.15 m vanaf het middenvlak kan worden bevestigd, dan moeten twee extra remlichten worden aangebracht.

Kleuren verplichte verlichting personenauto
De kleuren van de verplichte verlichting zijn tevens vastgelegd in wettelijke eisen. De volgende eisen zijn gesteld aan de kleuren van de verplichte verlichting:

  • De grote lichten, dimlichten, stadslichten en achteruitrijlichten mogen niet anders dan wit of geel stralen.
  • De richtingaanwijzers en waarschuwingsknipperlichten mogen naar voren niet anders dan ambergeel of wit en naar achteren niet anders dan ambergeel of rood stralen.
  • De zijrichtingaanwijzers mogen niet anders dan ambergeel stralen.
  • De achterlichten en mistachterlichten mogen niet anders dan rood stralen.
  • De remlichten mogen niet anders dan rood of ambergeel stralen.
  • Het derde remlicht mag niet anders dan rood stralen.
  • De achterkentekenplaatverlichting mag niet anders dan wit stralen en mag niet naar achteren stralen.
  • De markeringslichten mogen naar voren niet anders dan wit, en naar achteren niet anders dan rood stralen.
  • De zijmarkeringslichten mogen niet anders dan ambergeel stralen, met uitzondering van het achterste zijmarkeringslicht, dat ambergeel dan wel rood mag stralen.

Vrijwillige verlichting personenauto
Naast verplichte verlichting mag een personenauto zijn voorzien van de volgende vrijwillige verlichting. Personenauto`s mogen zijn voorzien van:

a. Twee mistvoorlichten.
b. Meerdere grote lichten, tegelijkertijd mogen niet meer dan vier grote lichten werken.
c. Twee extra stadslichten.
d. Twee extra achterlichten.
e. Twee staaklichten.
f. Parkeerlichten.
g. Één extra mistachterlicht aan de achterzijde van het voertuig.
h. Extra achteruitrijlichten.
i. Twee extra richtingaanwijzers en waarschuwingsknipperlichten aan de voor- en achterzijde van het voertuig.
j. Extra zijrichtingaanwijzers aan beide zijkanten van het voertuig.
k. Ambergele retroreflectoren aan de zijkanten van het voertuig, indien deze retroreflectoren niet reeds ingevolge artikel 5.2.51 verplicht zijn, de achterste retroreflector aan de zijkant mag rood zijn.
l. Witte retroreflectoren aan de voorzijde van het voertuig.
m. Werklichten.
n. Een derde remlicht of twee extra remlichten indien het derde remlicht niet binnen 0.15 m vanaf het middenlangsvlak kan worden bevestigd.
o. Twee dagrijlichten.
p. Verlichte transparanten.
q. Twee bochtlichten.
r. Twee hoeklichten.
s. Één manoeuvreerlicht aan elke zijkant van het voertuig.

Extra rode reflecterende voorzieningen personenauto
Personenauto’s mogen zijn voorzien van extra rode retroreflecterende voorzieningen aan de achterzijde en extra retroreflecterende voorzieningen aan de zijkanten van het voertuig, welke ambergeel moeten zijn, met uitzondering van de achterste retroreflector aan de zijkant, welke rood mag zijn.

Kleuren vrijwillige verlichting personenauto
Naast de verplichte verlichting zijn bijna alle moderne personenauto`s voorzien van verlichting die extra bijdraagt aan de veiligheid op de weg. Hoewel dit dus niet wettelijk is verplicht om deze verlichting te voeren, stelt de wet wel eisen aan de kleuren van deze verlichting.

Voor de kleuren van de vrijwillige verlichting zijn de volgende eisen gesteld:

  • De mistvoorlichten en de achteruitrijlichten mogen niet anders dan wit of geel stralen.
  • De parkeerlichten mogen naar voren niet anders dan wit, en naar achteren niet anders dan rood stralen, tenzij zij zijn ingebouwd in ambergeel stralende zijrichtingaanwijzers.
  • De extra richtingaanwijzers, extra waarschuwingsknipperlichten en extra zijrichtingaanwijzers mogen naar voren niet anders dan wit of ambergeel, en naar achteren niet anders dan rood of ambergeel stralen.
  • De staaklichten mogen naar voren niet anders dan wit en naar achteren niet anders dan rood stralen.
  • Het derde remlicht mag niet anders dan rood stralen.
  • De dagrijlichten, bochtlichten, hoeklichten en manoeuvreerlichten mogen niet anders dan wit stralen.

Werking verlichting personenauto
De verlichting moet altijd goed werken en deugdelijk aan het voertuig zijn bevestigd. Indien een licht wordt gevormd door meerdere lichtbronnen, dan mag door een defecte lichtbron(en) het lichtoppervlak met niet meer dan 25% afnemen.

Het is tevens belangrijk dat de glazen van de lichtarmaturen niet zijn beschadigd, gerepareerd of zodanig bewerkt zijn dat dit de lichtopbrengst, lichtbeeld of de functie van het licht beïnvloed. Je kunt hierdoor andere mensen verwarren of zelf verblinden. Tevens ben je zelf minder goed zichtbaar wat tot verkeersgevaarlijke situaties kan leiden.

Lichten met dezelfde functie moeten nagenoeg van gelijke grootte , kleur en sterkte zijn. Tot slot moeten lichten en retroreflecterende voorzieningen met dezelfde functie moeten nagenoeg symmetrisch links en rechts van het midden van het voertuig zijn bevestigd.

Verplichte controlelampjes personenauto
Het ingeschakeld zijn van de grote lichten indien de personenauto na 1997 in gebruik is genomen, de mistvoorlichten indien de personenauto na 31 december 2012 in gebruik is genomen en het mistachterlicht(en) moeten door middel van een controlelampje kenbaar gemaakt worden.

Het ingeschakeld zijn van de richtingaanwijzers of de waarschuwingsknipperlichten (allarmlichten) moeten door middel van een controlelampje of geluidssignaal aan de bestuurder kenbaar gemaakt worden. Dit geldt voor alle personenauto`s die na 31 december 1997 in gebruik zijn genomen.

Verblindende verlichting en knipperende lichten
Personenauto’s mogen, met uitzondering van grote lichten, niet zijn voorzien van verblindende lichten. Tevens mogen personenauto’s, met uitzondering van de richtingaanwijzers, de waarschuwingsknipperlichten en de remlichten ten behoeve van het noodstopsignaal, niet zijn voorzien van knipperende lichten. Dit geldt niet voor de hulpverleningsdiensten die een dringende taak uitvoeren, zij moeten aan andere eisen voldoen voor wat betreft de verlichting.

Verboden verlichting personenauto
Alle andere verlichting dan de verlichting die we hebben genoemd mag niet worden gevoerd. De in het voertuig aanwezige lichten of objecten die licht uitstralen naar de buitenzijde van het voertuig zijn tevens verboden.

Koppeling aanhangwagen
Indien de personenauto is voorzien van een inrichting tot het koppelen van een aanhangwagen, dan moet deze inrichting deugdelijk zijn bevestigd en mag deze niet gescheurd, gebroken, vervormt of in ernstige mate door corrosie zijn aangetast.

Bij het samenstel van voertuigen, ofwel als de aanhangwagen gekoppeld wordt aan de personenauto, dient dit door een enkele, passende en geschikte koppeling te gebeuren die niet kan lostrillen en ervoor zorgt dat het zijdelings uitwijken van de aanhangwagen zoveel mogelijk wordt voorkomen.

Eisen aanhangwagen
De volgende permanente eisen zijn gesteld aan aanhangwagens:

  • De aanhangwagen moet in overeenstemming zijn met de op de voor het voertuig afgegeven kentekencard, dan wel het kentekenbewijs en in het kentekenregister omtrent de voor het voertuig vermelde gegevens.
  • De aanhangwagen moet zijn voorzien van de juiste kentekenplaat.
  • De kentekenplaat moet zijn voorzien van het voorgeschreven goedkeuringsmerk en moet deugdelijk aan de achterzijde van het voertuig zijn bevestigd.
  • Het kenteken moet goed leesbaar zijn en de kentekenplaat mag niet zijn afgeschermd.
  • Het voertuigidentificatienummer moet in het chassis, frame of soortgelijke structuur zijn ingeslagen en moet goed leesbaar zijn.
  • Aanhangwagens die in gebruik zijn genomen na 31 december 1997, moeten zijn voorzien van één of meerdere constructieplaten die goed leesbaar zijn en waarvan de gegevens in overeenstemming zijn met het kentekenregister. De maximum massa`s op de constructieplaten moeten minstens gelijk zijn aan de massa`s die zijn aangegeven in het kentekenregister.
  • Het slot en de scharnieren van de deuren en laadbakkleppen van aanhangwagens moeten een goede sluiting waarborgen.
  • Aanhangwagens mogen geen scherpe delen hebben die in geval van botsing gevaar voor lichamelijk letsel voor andere weggebruikers kunnen opleveren.
  • Uitstekende delen van aanhangwagens, die in geval van botsing het gevaar voor lichamelijk letsel voor andere weggebruikers aanzienlijk kunnen vergroten, moeten zijn afgeschermd.

Reminrichting aanhangwagens boven 750 kg
Aanhangwagens boven de 750 kg moeten geremd zijn. Aanhangwagens boven 750 kg moeten zijn voorzien van een reminrichting waarvan de:

  • Onderdelen deugdelijk zijn bevestigd met de daarvoor bestemde bevestigings- en borgmiddelen.
  • Onderdelen niet in ernstige mate door corrosie zijn aangetast.
  • Onderdelen niet zijn beschadigd, gescheurd of gebroken.
  • Onderdelen geen inwendige of uitwendige lekkage vertonen.
  • Remschijven geen dusdanige slijtage mogen vertonen dat er gevaar op breuk ontstaat.

Banden aanhangwagen
De banden van aanhangwagens mogen geen beschadigingen vertonen waarbij het karkas zichtbaar is en mogen ook geen uitstulpingen vertonen. De banden op één as moeten dezelfde maataanduiding hebben, behalve in noodsituaties wanneer een nood- of reservewiel wordt gebruikt. Je dient dat we je rijsnelheid en rijgedrag aan te passen.

De profilering van de hoofdgroeven van de band moeten net als bij personenauto`s over de gehele omtrek minimaal 1,6 mm zijn. De banden mogen niet zijn nageprofileerd, tenzij daartoe op de band ‘REGROOVABLE’ staat vermeldt of het teken . Het karkas van de band mag dan niet zichtbaar zijn.

Uiteraard moeten de banden ook een juiste bandenspanning hebben zoals door de voertuigfabrikant is voorgeschreven. Tot slot moet de op de band aangegeven draairichting overeenkomen met de draairichting van het wiel in voorwaartse richting.

Aansluiting verlichting aanhanger
De verlichtingsinstallatie van aanhangwagens moet zodanig functioneren dat de functies van de verlichting en de lichtsignalen overeenstemmen met die van het trekkend voertuig. Dit geldt bijvoorbeeld ook voor de verlichtingsinstallatie van je fietsendrager.

Verplichte verlichting aanhangwagens
Aanhangwagens moeten zijn voorzien van:

a. Twee stadslichten indien het voertuig breder is dan 1,60 m en na 30 juni 1967 in gebruik is genomen.
b. Twee richtingaanwijzers aan de achterzijde van het voertuig.

c. Twee achterlichten.
d. Twee remlichten.
e. Achterkentekenplaatverlichting.
f. Twee rode retroreflectoren aan de achterzijde van het voertuig.
g. Één mistachterlicht indien het voertuig na 31 december 1997 in gebruik is genomen; het mistachterlicht moet zich bevinden in of links van het middenlangsvlak van het voertuig.
h. Twee witte retroreflectoren aan de voorzijde van het voertuig, indien het voertuig na 31 december 1997 is gebruik is genomen.
i. Ambergele retroreflectoren aan elke zijkant van het voertuig, de achterste retroreflector aan de zijkant mag rood zijn.
j. Twee markeringslichten aan de voorzijde en twee aan de achterzijde van het voertuig, indien het voertuig na 31 december 1997 in gebruik is genomen en breder is dan 2,10 m, dan wel voor 1 januari 1998 in gebruik is genomen en breder is dan 2,60 m.
k. Zijmarkeringslichten indien het voertuig na 31 december 1997 in gebruik is genomen en langer is dan 6,00 m.
l. Eén achteruitrijlicht indien het voertuig na 31 december 2012 in gebruik is genomen.
m. Lijnmarkering aan de achterzijde, indien het voertuig breder is dan 2,10 m, na 31 december 2012 in gebruik is genomen en de som van de toegestane aslasten meer bedraagt dan 3.500 kg.
n. Lijnmarkering aan de zijkant, indien het voertuig langer is dan 6,00 m, na 31 december 2012 in gebruik is genomen en de som van de toegestane aslasten meer bedraagt dan 3.500 kg.

Kleuren verlichting aanhangwagens
De volgende eisen gelden voor de verlichting van een aanhanger:

  • De stadslichten en achteruitrijlichten mogen niet anders dan wit of geel stralen.
  • De richtingaanwijzers en de remlichten mogen niet anders dan rood of ambergeel stralen.
  • De achterlichten en de mistachterlichten mogen niet anders dan rood stralen.
  • De achterkentekenplaatverlichting mag niet anders dan wit stralen en mag niet naar achteren stralen.
  • De markeringslichten mogen naar voren niet anders dan wit, en naar achteren niet anders dan rood stralen.
  • De zijmarkeringslichten mogen niet anders dan ambergeel stralen, met uitzondering van het achterste zijmarkeringslicht, dat ambergeel dan wel rood mag stralen. De lijn- of contourmarkering aan de zijkant is wit of geel. De lijn- of contourmarkering aan de achterzijde is rood, wit of geel.

Werking verlichting aanhangwagens
De verlichting van aanhangwagens moeten net als de verlichting van personenauto`s goed werken en deugdelijk aan het voertuig zijn bevestigd. Ook geldt dat indien een licht wordt gevormd door meerdere lichtbronnen, dat door de defecte lichtbron(en) het lichtoppervlak met niet meer dan 25% mag afnemen.

Het is tevens belangrijk dat de glazen van de lichtarmaturen niet zijn beschadigd, gerepareerd of zodanig bewerkt zijn dat dit de lichtopbrengst, lichtbeeld of de functie van het licht beïnvloed. Je kunt hierdoor andere mensen verwarren of zelf verblinden. Lichten met dezelfde functie moeten ook van ongeveer dezelfde grootte, kleur en sterkte zijn.

Lichten en retroreflecterende voorzieningen met dezelfde functie moeten nagenoeg symmetrisch links en rechts van het midden van het voertuig zijn bevestigd. Tot slot mogen op de aanhangwagen aanwezige retroflectoren geen gebreken vertonen die de retorreflectie beïnvloeden.

Knipperende lichten aanhangwagens
Aanhangwagens mogen met uitzondering van de richtingaanwijzers, de waarschuwingsknipperlichten en de remlichten ten behoeve van het noodstopsignaal niet zijn voorzien van knipperende lichten. Als uitzondering mogen de zijmarkeringslichten van de aanhangwagen synchroon met de richtingaanwijzer aan dezelfde kant van het voertuig knipperen.

Verboden verlichting aanhangwagens
Alle andere verlichting of retroreflecterende voorzieningen dan die we hebben behandeld mogen niet worden gevoerd. Net als bij personenauto`s geldt dat in het voertuig aanwezige lichten of objecten die licht uitstralen naar de buitenzijde van het voertuig verboden zijn.

Rijden met lading
Aan het rijden met lading zijn eisen gesteld. Wanneer je gaat rijden met lading dien je ervoor te zorgen dat:

  • De lading mag het laadvermogen van de auto en/of aanhanger niet overschrijden, deze gegevens vindt je terug op het kentekenbewijs.
  • De bestuurder mag bij het besturen van het voertuig niet door passagiers, lading of op andere wijze worden gehinderd.
  • Dat er voldoende zicht is naar voren, achteren en opzij en dat je voldoende zicht hebt op het naast en achter gelegen weggedeelte met behulp van je spiegels dan wel een camera monitorsysteem.
  • De lading of delen daarvan moeten zodanig zijn gezekerd dat deze onder normale verkeerssituaties, waaronder inbegrepen volle remming, plotselinge uitwijkmanoeuvres en slecht wegdek niet van het voertuig kunnen vallen of de stabiliteit van het voertuig niet in gevaar kunnen brengen. Zorg er voor dat de lading of delen daarvan niet kan verschuiven.
  • Losse lading dient deugdelijk te zijn afgedekt met een aanhangernet.
  • Dat de juiste marketing is aangebracht.
  • Gebruik spanbanden om de lading te zekeren. Verder kun je gebruik maken van speciale dragers als dakdragers, een Imperial of een fietsendrager om het veilig vervoeren van de lading mogelijk te maken.

Afmetingen auto en aanhangwagens
Voor Nederlandse personenauto`s en aanhangwagens geldt een maximale hoogte en breedte die je dient aan te houden inclusief de lading. De maximale hoogte van en personenauto is 4,00 meter en de maximale breedte op verharde wegen is 2,55. Op onverharde wegen is de maximale breedte van een personenauto 2,20 meter. De maximale lengtes van een personenauto zijn:

  • Maximaal 12 meter
  • Personenauto + aanhanger totaal maximaal 18 meter

De maximale hoogte van een aanhanger is tevens gesteld op 4,00 meter met een maximale breedte van 2,55, de maximale hoogte en breedte zijn dus gelijkgesteld aan die van een personenauto. De maximale lengte inclusief dissel is gesteld op:

  • 12 meter
  • Middenaswagens maximaal 8 meter
  • Personenauto + aanhanger totaal maximaal 18 meter

Uitstekende lading
Een personenauto of samenstel van voertuigen mag in de lengte niet meer uitsteken dan 1 meter achter de auto en maximaal 5 meter vanaf het hart van de achteras. Voor ondeelbare lading gelden afwijkende regels. Ondeelbare lading mag ook niet meer dan 1,00 meter achter de auto uitsteken, maar daarnaast mag de lading niet meer dan 0.5 maal de lengte van het voertuig met een maximum van 5,00 meter vanaf de achteras uitsteken. Ondeelbare lading mag in de breedte uitsteken mits te totale breedte van het voertuig inclusief lading maximaal 3,00 meter is. Ondeelbare lading mag niet aan de voorzijde van een aanhangwagen uitsteken.

Hoever de lading mag uitsteken aan de zijkant is voor personenauto`s en aanhangers hetzelfde: de lading mag aan beide zijden maximaal 20 centimeter uitsteken en het is verplicht om de lading te markeren met een bord.

Markeringsborden
Als de lading verder uitsteekt dan 1 meter of meer dan 10 centimeter naar de zijkant dan moet je overdag een markeringsbord voeren. De uitstekende lading moet `s nachts aan de voorzijde gemarkeerd zijn met een wit licht naar voren en een rood licht naar achteren. De markeringsborden op de aanhanger moeten dwars aan de lading op een minimale hoogte van 35 cm en een hoogte van maximaal 1,70 worden bevestigd.

Regelgeving aanhanger en kenteken
Aanhangwagens met een maximaal laadvermogen boven 750 kg moeten voorzien zijn van een eigen kenteken. Een aanhanger onder de 750 kg moet zijn voorzien van een witte plaat met het kenteken van het trekkend voertuig. Het is niet toegestaan om zelf een kentekenplaat te maken van karton of iets dergelijks en deze dan te gebruiken.

Rijbewijs B
Het rijbewijs B is een rijbewijs voor motorvoertuigen ingericht voor het vervoer van maximaal 8 personen (inclusief bestuurder 9) en met een maximum gewicht van 3500 kg. Met het rijbewijs B mag je in de volgende situatie een aanhanger gebruiken:

  • De toegestane maximummassa van aanhangwagen of oplegger is minder dan 750 kilo.
  • Is de aanhanger of oplegger zwaarder dan 750 kilo? Dan mag je de aanhanger met rijbewijs B alleen rijden als de toegestane maximummassa van de auto en aanhanger samen niet meer bedraagt dan 3.500 kilo.

Rijbewijs B+ code 96
Met het rijbewijs B+ code 96 mag je een aanhanger trekken die zwaarder is dan de toegestane maximum massa van 750 kg. De voorwaarde is wel dat je toegestane maximum masse van het voertuig en de aanhangwagen niet meer dan 4250 kg bedraagt. De toegestane maximum massa is het lege gewicht + het laadvermogen.

Rijbewijs BE
Om te rijden met een zwaardere aanhangwagen, boottrailer of caravan heb je een rijbewijs BE nodig. De aanhanger of oplegger mag in principe niet meer wegen dan 3500 kg (toegestane maximum massa). Is je aanhanger of oplegger zwaarder dan 3500 kg, dan heb je het rijbewijs C1E nodig.

Losbreekreminrichting of hulpkoppeling
Als de aanhangwagen losraakt van het trekkend voertuig, dan zorgt de losbreekreminrichting dat de rem van de aanhangwagen in werking treedt en zal daarna losbreken. Een hulpkoppeling is een staalkabel die je kunt bevestigen aan het trekkend voertuig en zorgt ervoor dat je aanhangwagen blijft vastzitten aan het trekkend voertuig mocht deze per abuis losraken van de trekhaak. Het is niet toegestaan om zowel de losbreekreminrichting als de hulpkoppeling tezamen te gebruiken.

Aanhangwagens tot 750 kg
Voor aanhangwagens tot 750 kg geldt geen verplichting om een losbreekreminrichting of hulpkoppeling te gebruiken. Indien deze wel aanwezig is moet hij worden gebruikt en juist worden bevestigd aan het trekkend voertuig. Het niet goed bevestigen van de losbreekreminrichting of hulpkoppeling kan je bij controle een boete opleveren. Het is trouwens wel sterk aan te raden om een hulpkoppeling te laten monteren indien deze niet aanwezig is, dit omwille de veiligheid.

Aanhangwagens boven de 750 kg
Aanhangwagens met toegestane maximum massa van die niet meer bedraagt dan 1.500 kg en die niet zijn voorzien van een losbreekreminrichting, moeten zijn voorzien van een hulpkoppeling. De hulpkoppeling moet deugdelijk zijn bevestigd en mag niet vervormd, gescheurd, gebroken dan wel overmatig afgesleten zijn. Aanhangwagens met een toegestane maximum massa van meer dan 1.500 kg tot 3.500 kg moeten zijn voorzien van een losbreekreminrichting.

Slepen van een motorvoertuig
Het is als bestuurder van een motorvoertuig toegestaan om een andere motorvoertuig te slepen, zolang de afstand van de achterzijde van het trekkend voertuig tot de voorzijde van het gesleepte voertuig niet meer bedraagt dan 5 meter. De bestuurder die plaats gaat nemen in het gesleepte voertuig dient in het bezit te zijn van een geldig rijbewijs. Het motorvoertuig dat wordt gesleept wordt volgens de wet beschouwd als een aanhanger. Het is dan ook verboden een weg in te rijden met een geslotenverklaring voor motorvoertuigen met aanhangwagens (bord C10).

Een rode vlag aan de sleepkabel of sleepstang is niet nodig. Het is overigens niet toegestaan om met de auto een motorfiets te slepen of andersom. Tot slot mag je niet meer dan één motorvoertuig of combinatie slepen.

Slotbepaling brommobielen
Bromfietsen op drie of meer wielen met een carrosserie moeten aan de achterzijde zijn voorzien van een 45 km aanduiding (rond bord met een rode rand en de aanduiding 45 in zwarte kleur).

< Vorige Volgende >