O. Voor laten gaan van blinden, gehandicapten en voetgangers.
Definitie voetgangers
Voetgangers zijn personen te voet. Personen die een fiets, snorfiets, bromfiets of motorfiets aan de hand meevoeren of mensen die zich voortbewegen door middel van skeelers, step of skateboard zijn volgens de wet gelijkgesteld aan de voetganger, evenals een rolstoelgebruiker, berijders van een scootmobiel en andere gehandicaptenvoertuigen; als zij gebruik maken van het trottoir of voetpad dan wel oversteken van het ene voetpad of trottoir naar het andere.
Gehandicaptenvoertuig en voetgangers
Voertuig dat is ingericht voor het vervoer van een gehandicapte, niet breder is dan 1,10 meter en niet is uitgerust met een motor. Wanneer deze wel is uitgerust met een motor mag het geen bromfiets zijn en mag de door de constructie bepaalde maximumsnelheid niet meer dan 45 km/u bedragen. Als een bestuurder van een gehandicaptenvoertuig zich op het voetpad op trottoir bevindt, dan moet hij zich houden aan de regels van een voetganger.
Bestuurders van gehandicaptenvoertuigen mogen verder gebruik maken van het fietspad, het fiets/bromfietspad en de rijbaan. Als de bestuurder van een gehandicaptenvoertuig op het fietspad of op de rijbaan rijdt, dan moet hij zich houden aan de regels die gelden voor bestuurders. Dit betekend dan ook dat de bestuurder een voetganger die wil oversteken bij een voetgangersoversteekplaats voor moet laten gaan. De uitzondering hierop zijn:
1. dat de bestuurders van een motorvoertuig dat behoort tot een militaire colonne of een uitvaartstoet van motorvoertuigen dit niet hoeven een gehandicaptenvoertuig niet voor te laten die wilt oversteken of kennelijk op het punt staat dit te doen.
2. Indien de voetganger en de bestuurder van een gehandicaptenvoertuig een rood voetgangerslicht of geel knipperlicht geeft, dan hoef je ze ook niet voor te laten gaan.
Voetgangers en oversteekplaatsen
Voetgangers kom je over het algemeen tegen op het trottoir of voetpad. Het komt vaak voor dat een voetganger moet oversteken van trottoir naar trottoir. Dit gebeurd meestal bij een voetgangersoversteekplaats, maar dit is lang niet altijd het geval. Voetgangers zijn dan ook voorral kwetsbaar op plaatsen waar het trottoir ontbreekt. Dit komt door de snelheidsverschillen die er dan optreden tussen de voetgangers en de andere verkeersdeelnemers. Er vinden relatief veel ongevallen plaats in de buurt van voetgangersoversteekplaatsen, dit zijn veelal ouderen. Personenauto`s zijn de meest voorkomende botspartners bij ongevallen met voetgangers.
Voetgangersoversteekplaatsen (VOP)
Als bestuurder moet je op voetgangersoversteekplaatsen voetgangers voor laten gaan als zij willen oversteken of kennelijk op het punt staan om over te steken. Als zij op het trottoir staan te wachten voor een VOP, dan moet je ervan uitgaan dat zij willen gaan oversteken of op het punt staan om over te steken. Vanwege de snelheidsverschillen zal niet elke voetganger makkelijk durven over steken, laat dus in je gedrag zien dat je ze volgens de regels voor wilt laten gaan. Vaak helpt het om naast het terughalen van je snelheid oogcontact te zoeken en bijvoorbeeld een knikgebaar te geven dat je ze hebt gezien.
De volgende borden attenderen je op de aanwezigheid van voetgangers en voetgangers-oversteekplaatsen in een bepaald gebied:
Erven
Binnen een erf mogen voetgangers de wegen over de volle breedte gebruiken. Houdt hier dus rekening mee, wanneer je een erf binnen rijdt. Binnen een erf mag je mede hierdoor ook niet sneller rijden dan 15 kilometer per uur (stapvoets). Als bestuurder moet je voetgangers voor laten gaan bij zowel het inrijden van een erf, op het erf zelf en bij het verlaten van het erf.
Bij het verlaten van een erf is het niet meer waarschijnlijk dat je voetgangers over de volledige breedte van de weg gaat tegenkomen en kun je de snelheid meestal weer verhogen tot de maximum snelheid die geldt voor dat gebied.
In- en uitritten
Je moet tot slot voetgangers voor laten gaan op het moment dat je een inrit in wilt rijden en op het moment dat je van een uitrit de gewone weg weer op wilt rijden. Het inrijden van een uitrit en het wegrijden uit een uitrit wordt namelijk gezien als bijzondere manoeuvre en bij bijzondere manoeuvres geldt de regel dat we al het overige verkeer voor laten gaan, voetgangers horen hier dus ook bij.
Blinden en moeilijk voortbewegende personen
Artikel 49 van het RVV zegt dat bestuurders blinden die zijn voorzien van een witte stok met één of meer rode ringen voor moeten laten gaan. Dit geldt overigens voor alle personen die zich moeilijk voortbewegen. Bij mensen die zich moeilijk voortbewegen kun je denken aan voetgangers met een stok, looprek of rollator. Bestuurders van gehandicaptenvoertuigen vallen hier dus niet onder!
Wees in gebieden waar zich veel voetgangers bevinden, bijvoorbeeld in of in de buurt van winkelcentra alert op mensen die blind zijn of zich moeilijk voortbewegen. Willen zij buiten een voetgangersoversteekplaats om oversteken of staan zij kennelijk op het punt om over te steken, laat ze dan gerust voor gaan.
In- en uitstappen passagiers
Wanneer je als bestuurder een stilstaande tram of autobus voorbij rijdt aan de zijde waar passagiers in- en uitstappen, moet je de passagiers de gelegenheid geven om dit ook daadwerkelijk te kunnen doen. Met andere woorden zul je ze voor moeten laten gaan en ze zo in de gelegenheid te stellen het trottoir te bereiken.
- Hoofdstukken
- Het theorie-examen bij het CBR: Hoe werkt het?
- Inleiding: Examenonderwerpen A t/m Z.
- Basisbegrippen die je moet kennen.
- A. Algemene bepalingen verkeerswetgeving.
- B. Bepalingen rijbevoegdheid en rijbewijzen.
- C. Inrichting, belading en slepen van voertuigen.
- D. Techniek, onderhoud en controle van voertuigen.
- E. Gebruik gordels en helmen; zitplaats voor passagiers.
- F. Milieubewuste en energiezuinig rijden.
- G. Risico’s i.v.m. toestand bestuurder.
- H. Risico’s i.v.m. eigenschappen en toestand eigen voertuig.
- J. Risico’s i.v.m. aanwezigheid en gedrag ander verkeer.
- K. Risico’s i.v.m. weg-, zicht- en weersomstandigheden.
- L. Handelen bij ongevallen en pech onderweg.
- M. Voor laten gaan op kruispunten (verlenen van voorrang).
- N. Voor laten gaan bij het afslaan.
- O. Voor laten gaan van blinden, gehandicapten en voetgangers.
- P. Voor laten gaan van voorrangsvoertuigen, militaire colonnes, uitvaartstoeten en trams.
- Q. Uitvoeren van / voor laten gaan bij bijzondere manoeuvres.
- R. Plaats op de weg en voorsorteren.
- S. Inhalen.
- T. Snelheid.
- U. Stilstaan en parkeren.
- V. Geven van tekens en signalen; gebruik gevarendriehoek.
- W. Gebruik van lichten.
- X. Verkeersborden.
- Y. Verkeerslichten en aanwijzingen.
- Z. Verkeerstekens op het wegdek.