menu

U. Stilstaan en parkeren.

Stilstaan of parkeren
In de verkeersregels wordt een duidelijk verschil gemaakt tussen parkeren en stilstaan. Parkeren is het laten stilstaan van een voertuig, anders dan gedurende de tijd die nodig is voor en gebruikt wordt voor het onmiddellijk in- of uitstappen van passagiers of voor het onmiddellijk laden of lossen van goederen.

Stilstaan doe je bijvoorbeeld voor een verkeerslicht of bijvoorbeeld als je voorrang verleent of iemand voor laat gaan. Stilstaan is zowel toegestaan aan de rechterzijde als aan de linkerzijde van de rijbaan. In verband met de veiligheid geniet het de voorkeur om aan de rechterzijde stil te staan. Stilstaan en parkeren mag je in principe overal waar het niet verboden is.

Stoppen uit noodzaak of uit vrije wil
We maken onderscheid tussen:

  1. Stoppen uit verkeersnoodzaak, ofwel je moet gedwongen stoppen.
  2. Stilstaan uit vrije wil, ofwel vrijwillig stoppen.

Stoppen uit verkeersnoodzaak
In het verkeer komt het vaak voor dat je verplicht moet stoppen. Zo moet je bij een voorrangskruispunt voorrang verlenen aan bestuurders op de kruisende weg, moet je een voetganger voor laten gaan bij een voetgangersoversteekplaats of moet je bijvoorbeeld wachten voor een spoorwegovergang als de spoorbomen dicht zijn.

Stoppen uit vrije wil
Het vrijwillig tot stilstand brengen van je voertuig noemen we stoppen uit vrije wil en kan om meerdere redenen plaatsvinden. Je kunt bijvoorbeeld aan iemand de weg vragen, een plattegrond raadplegen of bijvoorbeeld een passagier onmiddellijk laten in- of uitstappen om daarna weer weg te rijden.

Stilstaan is verboden:

  • Als het door een verkeersbord wordt verboden om aan die zijde van de weg stil te staan. De berm is ook onderdeel van de weg en daar mag je dan ook niet stilstaan.
  • Op een kruispunt of een overweg.
  • Op een fietsstrook en op de rijbaan langs een fietsstrook.
  • Op of binnen 5 meter van een oversteekplaats.
  • In een tunnel.
  • Bij een bord bushalte ter hoogte van de geblokte markering. In het geval dat die markering niet is aangebracht op een afstand van minder dan 12 meter van het bord. Het onmiddellijk laten in- en uitstappen van passagiers is uitgezonderd in beide situatie.
  • Op de rijbaan langs een busstrook.
  • Langs een gele doorgetrokken streep.

Parkeren is verboden:

  • In zones waar een parkeerverbod geldt of op plaatsen waar een verkeersbord aangeeft dat het verboden is om te parkeren, dit parkeerverbod geldt dan aan die zijde van de weg waar dit bord is geplaatst voor het gehele wegvak oftewel tot het volgende kruispunt.
  • Binnen 5 meter van een kruispunt.
  • Voor een in- of uitrit
  • Buiten de bebouwde kom op de rijbaan van een voorrangsweg.
  • Op een parkeergelegenheid;
  1. voor zover je voertuig niet behoort tot de op het bord of onderbord aangegeven voertuigcategorie of groep voertuigen.
  2. Op een andere wijze of met een ander doel dan op het bord of onderbord is aangegeven.
  3. Op dagen en uren waarop dit blijkens het onderbord is verboden. Buiten de aangegeven dagen en uren mag je wel gewoon parkeren.
  • Langs een gele onderbroken streep.
  • Op plaatsen die voor het onmiddellijk laden en lossen zijn bestemd.
  • Op een parkeerplaats die voor vergunninghouders is bestemd en jij geen vergunning om op die plaats te parkeren.

Parkeervakken en dubbel parkeren
Indien een parkeergelegenheid is voorzien van parkeervakken dan mag je alleen in die vakken parkeren. Je mag dus alleen de vakken gebruiken die daarvoor bestemd zijn en je mag ook niet dubbel parkeren.

Autowegen en autosnelwegen
Het is als bestuurder tevens verboden om op de rijbaan van een autosnelweg en of autoweg je voertuig te laten stilstaan. Het gaat hier dus om het vrijwillig laten stilstaan van je voertuig dat is verboden.

Parkeren binnen een erf
Het is bestuurders van een motorvoertuig verboden om binnen een erf te parkeren, anders dan op parkeerplaatsen die als zodanig zijn aangeduid of aangegeven. Indien het erf is aangeduid als parkeerschijf-zone, dan gelden de regels die voor een parkeerschijfzone zijn opgesteld.

Parkeerschijfzones
De volgende regels gelden bij een parkeerschijfzone:

  • Het is verboden in een parkeerschijf-zone te parkeren, behalve op parkeerplaatsen die als zodanig zijn aangeduid of aangegeven of plaatsen die zijn voorzien van een blauwe streep.
  • Op plaatsen die zijn voorzien van een blauwe streep is het parkeren van een motorvoertuig op meer dan twee wielen slechts toegestaan indien het motorvoertuig is voorzien van een duidelijk zichtbare parkeerschijf. Indien het motorvoertuig is voorzien van een voorruit, wordt de parkeerschijf achter de voorruit geplaatst.
  • Op de parkeerschijf staat het tijdstip aangegeven waarop met parkeren is begonnen. Een parkeerschijf voorzien van een mechanisme dat tijdens het parkeren het tijdstip van aankomst automatisch verschuift, mag niet worden gebruikt.
  • Bij het instellen mag het tijdstip van aankomst naar boven worden afgerond op het eerstvolgende hele of halve uur. De toegestane parkeerduur mag niet zijn verstreken.
  • Indien op een onderbord dagen of uren zijn vermeld, gelden de regels m.b.t. de parkeerschijfzone gedurende die dagen of uren. Je blijft altijd verplicht om de parkeerplaatsen te gebruiken die als zodanig zijn aangeduid of aangegeven.

Gehandicaptenparkeerplaatsen
Op een gehandicaptenparkeerplaats mag slechts worden geparkeerd:

  • Met een gehandicaptenvoertuig indien het parkeren rechtstreeks verband houdt met het vervoer van een gehandicapten.
  • Met een motorvoertuig op meer dan twee wielen waarin een geldige gehandicaptenparkeerkaart duidelijk zichtbaar is aangebracht en indien het parkeren rechtstreeks verband rechtstreeks verband houdt met het vervoer van de gehandicapten aan wie de kaart is verstrekt. Het kan tevens zijn dat een instelling een of meerdere personen vervoert die in een instelling verblijven. De gehandicaptenparkeerkaart is dan aan het bestuurd van de instelling verstrekt.
  • Indien de gehandicaptenparkeerplaats is gereserveerd voor het voertuig waarmee er op die plaats wordt geparkeerd.

Indien er op een onderbod een maximale parkeerduur is vermeld dan moet een gehandicaptenvoertuig zijn voorzien van een duidelijk zichtbare parkeerschijf. Indien het gehandicaptenvoertuig is voorzien van een voorruit, wordt de parkeerschijf achter de voorruit geplaatst.

Het plaatsen van fietsen en bromfietsen
Bij fietsen en bromfietsen spreken we niet meer over parkeren, maar over het plaatsen van deze voertuigen. Artikel 27 van het RVV zegt dat fietsen en bromfietsen geplaatst dienen te worden op het trottoir, op het voetpad of in de berm, dan wel op andere door het bevoegd gezag aangewezen plaatsen. Het kan voorkomen dat de wegbeheerder op bepaalde plekken wil voorkomen dat er fietsen of bromfietsen worden geplaatst, dit door het plaatsen van een verbodsbord. Deze regel geldt overigens niet voor brommobielen, zij dienen de regels die voor motorvoertuigen van toepassing zijn.

Borden stilstaan en parkeren
De volgende borden spelen een belangrijke rol bij het stilstaan en parkeren:

borden stilstaan en parkeren 1
borden stilstaan en parkeren 2
< Vorige Volgende >