menu

K. Risico’s i.v.m. weg-, zicht- en weersomstandigheden.

Inleiding
Om veilig, verantwoord en zelfstandig aan het verkeer deel te nemen moet je als bestuurder in staat zijn om je gedrag aan te passen aan de weg-, zicht en weersomstandigheden van het moment. Zo zal de grip van je banden anders zijn op een schoon en droog wegdek, dan als je op nat asfalt rijdt. In het vorige hoofdstuk hebben we al aangegeven dat je remweg minimaal 1,5 keer langer is bij een slecht wegdek en slechte weersomstandigheden.

In dit hoofdstuk gaan we in op diverse weg-, zicht- en weersomstandigheden die je gaat tegenkomen in het verkeer en de mogelijke beperkingen die dit met zich mee brengen. Het is dan ook van belang dat je deze risico`s onderkent en weet hoe je moet reageren. Weet je het nog: Gevaarherkenning gaat over het op tijd opmerken van veelal half verborgen of geheel verborgen gevaren. Deze gevaren dien je te kunnen onderscheiden op acuut gevaar of potentieel gevaar. Samengevat zou je kunnen zeggen dat gevaarherkenning het lezen van de weg is en het anticiperen op de mogelijke gevaren.

Gevaarherkenning in het examen
Zoals uitgebreid in het vorige hoofdstuk is behandeld krijg je in het examen straks als eerst 25 foto`s over gevaarherkenning te zien. Als er sprake is van acuut gevaar betekend dat altijd dat je moet remmen om een botsing te voorkomen. Bij potentieel gevaar (er zou zich een gevaarlijke situatie kunnen voordoen) zul je het overzicht moeten houden door je snelheid te minderen, je kies dan dus voor de optie: ‘Gas los’. Is er geen gevaar dan kies je natuurlijk voor de optie op niets te doen, er is dan namelijk geen sprake van gevaar.

Let bij het beantwoorden van de vragen op de verkeersregels, verkeerstekens en markeringen op de weg. Houdt daarbij rekening met de wegcondities en de weersomstandigheden. Je kiest bijna altijd voor remmen wanneer er sprake is van:

  • Gevaarlijke situaties.
  • Slechte wegomstandigheden.
  • Bij het inhalen en tegenliggers
  • Slechte weersomstandigheden.
  • Bij file, opstoppingen en andere stremmingen.
  • Grote snelheidsverschillen tussen verschillende weggebruiker.
  • Wegversmallingen, smalle wegen, tegenliggers of obstakels.
  • Drukke winkelgebieden en in de buurt van scholen.

Regen, sneeuw of hagel
Naarmate er meer regen, sneeuw of hagel valt zal de frictie van het wegdek afnemen. Bij regen kan dit leiden tot aquaplaning, waarbij het voertuig het contact met de weg verliest door een laag water op de weg. De kans op aquaplaning is afhankelijk van de stroefheid van de weg, maar daarnaast natuurlijk ook van de profieldiepte van de banden en de snelheid van je voertuig. Wanneer het een lange tijd droog is geweest kan er tevens een glad wegdek ontstaan door olieresten, stofdeeltjes en water die voor een dunne vloeibare filmlaag op het wegdek zorgen.

Door sneeuw en hagel ontstaat de kans op gladheid en verminderd zicht. Als de sneeuw blijft liggen zijn markeringen op de weg, verkeersborden en andere bewegwijzering vaak slecht of helemaal niet meer zichtbaar. Houdt bij winterse omstandigheden en hagel rekening met fouten die andere weggebruikers kunnen maken, ofwel pas het principe van defensief rijden toe.

Mist
Mist bestaat uit waterdruppeltjes die zo klein en licht zijn dat ze blijven zweven. Doordat het licht door de mistdruppels verstrooid word, leidt dit tot vermindering van je zichtveld. Bij mist gaan mensen over het algemeen wat langzamer, maar ook dichter op hun voorganger rijden. In combinatie met het verminderde zichtveld vergroot dit de kans op ongevallen. Vooral kruispunten, op- en afritten en wegversmallingen zijn dan erg gevaarlijk. Je ziet ze namelijk minder goed aankomen. Bestuurders gaan hierdoor plotseling of in ieder geval veel later remmen. We spreken van dichte mist bij een zicht van 200 meter en bij een zicht van minder dan 50 meter spreken we van zeer dichte mist. We raden je aan om bij dichte en zeer dichte mist je snelheid te minderen, maar ook je ruimtekussen aanzienlijke te vergroten (verdubbel de afstand).

Neerslag en verblinding
Tijdens neerslag kunnen verkeersdeelnemers last hebben van beperkt zicht. Bij hevige regen- en sneeuwval kan het zicht teruglopen tot ongeveer 50 meter. Ook sproei- en spatwater van met name vrachtverkeer kan het zicht sterk verminderen. Daarnaast kan `s nachts verblinding optreden doordat het licht uit de koplampen van tegenliggers door water op het wegdek wordt weerkaatst.

Beslagen ruiten door de hoge luchtvochtigheid bij koud en nat weer kunnen het zicht ook enorm beperken. De warme en vaak vochtige lucht komt door ademdampen in contact met een koud oppervlak: de ruiten van de auto. Het waterdamp condenseert dan tot minuscule druppeltjes die het licht tegenhouden en het zicht beperken. Het aanzetten van de achteruitverwarming tijdens het rijden kan dit proces voorkomen.

Aquaplaning en spoorvorming
Met aquaplaning heb je geen contact meer met de weg en rijdt je op een filmlaagje van water. Bij aquaplaning op een rechte weg reageert de auto niet meer op stuurbewegingen en remmen is nog maar beperkt mogelijk. Aquaplaning komt vooral voor op wegen waar het regenwater niet snel genoeg kan weglopen. Dit kan ook aan de geografische factoren liggen, bijvoorbeeld doordat op een laag punt in de omgeving ligt. Ook beschadigd asfalt met diepe oneffenheden of spoorvorming door vrachtverkeer vormt een risico.

Spoorvorming komt met name voor op de rechterrijstrook, dit komt door de hoge belasting van vrachtverkeer op dit weggedeelte. Bij regen kan het water in de sporen blijven staan. Hierdoor kan aquaplaning ontstaan en dus slipgevaar.

Aquaplaning is te voorkomen door op een natte weg je snelheid te verlagen en ervoor te zorgen dat je de juiste profieldiepte op je banden hebt. In noodsituaties geldt: koppelingspedaal intrappen en geen bruuske stuurbewegingen maken.

Plotselinge vorst en plaatselijk opvriezen
Natte weggedeelte kunnen tijdens winterse omstandigheden opvriezen en zeer glad worden, vooral wegdek nabij en op bruggen en viaducten door opvriezen van onderuit. Let vooral op bij overgangen in het wegdek en op plekken waar de weg in de schaduw ligt. Doordat de schaduwplekken minder zon krijgen zijn deze veel gevoeliger voor de vorst en plaatselijke opvriezen. Slecht wegdek heeft ook de neiging om eerder op te vriezen dan nieuw wegdek, denk bijvoorbeeld aan plaatselijke hobbels of gaten in de weg die het water niet goed kunnen afvoeren.

IJsvorming
Bij een wegdek met een open structuur zoals ZOAB zullen natte weggedeelte eerder bevriezen dan bij wegdek met een dichte structuur. Bij IJzel vormt zich zo heel snel een laagje ijs op het wegdek, waardoor je frictie verliest. Ook bij pas aangelegde wegen heb je meer kans op gladheid door de zwarte bitumenlaag. De zwarte bitumen is een olieproduct dat wordt vermengt met de asfaltsteentjes en zorgt voor het hechten en verharden van de weg. De zwarte bitumenlaag heeft een lagere temperatuur dan het asfalt en is dus gevoelig voor het bevriezen bij natte weggedeelten. Na verloop van tijd zal deze gladheid van de bovenlaag door slijtage verminderen.

Risicocompensatie bij slecht weer
Risicocompensatie vindt plaats bij automobilisten die verbeteringen aan het voertuig (zie ook hoofdstuk H: Risico`s i.v.m. eigenschappen en toestand eigen voertuig) en verbeteringen aan infrastructuur compenseren, door hun snelheid minder aan te passen aan slechte weersomstandigheden.

Een moderne auto heeft tal van extra veiligheidsvoorzieningen: kreukelzones, stalen balken in de portieren, Airbags, ABS, ESP, Brake Assist. Ook bij het gebruik van winterbanden kan er risicocompensatie plaatsvinden. Deze veiligheidsvoorzieningen geven je namelijk een vals gevoel van veiligheid, waardoor je minder snel geneigd bent om je snelheid aan te passen aan de slechte weersomstandigheden. Er kan mij immers toch niets gebeuren….de auto vangt mijn fouten wel op zou je kunnen beredeneren.

ZOAB staat voor Zeer Open Asfalt Beton en voert regenwater beter af dan normaal asfalt. Hierdoor is er minder kans op aquaplaning en zijn markeringen op de weg beter zichtbaar. In tegenstelling tot op normaal asfalt komt op ZOAB bijna geen spoorvorming voor en bovendien is het effect van spat- en sproeiwater aanzienlijk minder. De positieve effecten van ZOAB kunnen teniet gedaan worden door risicocompensatie; weggebruikers die bij regen en nat wegdek met een hogere snelheid rijden dan ze op gewoon asfalt zouden doen.

Voorkom dat je zelf risico`s gaat compenseren en pas je snelheid aan slechte weersomstandigheden aan. Houdt rekening met eventuele overgangen in het wegdek van asfalt naar ZOAB en zorg dat rekening houdt met de eventuele snelheidsverschillen in deze overgangen door andere automobilisten. Besef je goed dat je stopafstand groter wordt naarmate je snelheid toeneemt. Deze stopafstand kun je bij een slecht wegdek en/of slechte weersomstandigheden minimaal vermenigvuldigen met een factor 1,5. Bij een snelheid van 50 km/u heb je geen dan ineens geen 26 meter nodig om te stoppen, maar minimaal 39 meter. Bij een snelheid van 130 km/u heb je dan geen 121 meter nodig, maar ruim 180 meter om te stoppen.

Wegen onder bomen
Wegen onder bomen met overhangende bladeren kunnen ervoor zorgen dat je zicht ernstig wordt verminderd. Als jouw zicht ernstig is verminderd, dan betekend dit ook dat je slecht wordt opgemerkt door je medeweggebruikers. Je kunt last krijgen van de reflectie en schittering van zonnestralen door de waterdruppels op de bladeren. Het is altijd verstandig om dimlicht te voeren in deze situaties om zo beter gezien te worden.

Laagstaande zon
De op- en ondergaande zon kan het zicht van verkeersdeelnemers sterk verminderen. De zon is meestal verblindt meestal als hij laag aan de horizon staat. Dit is vaak tot een uur na zonsopgang en vanaf een uur voor zonsondergang het geval. Automobilisten kunnen dan nog wel door de vooruit heen kijken, maar niet duidelijk meer zien. Ook indirect zonlicht dat wordt weerkaatst kan voor problemen zorgen, denk bijvoorbeeld aan de weerkaatsing van het licht in glazen gebouwen, geluidschermen of andere auto`s. Het zonlicht zal ook het vuil op de ruiten duidelijk zichtbaar laten worden en hierdoor kan je zicht behoorlijk worden verhinderd. Het zicht wordt nog eens extra beperkt als het wegdek nat is en het water op de weg het zonlicht weerkaatst. Zorg voor schone ramen, gebruik je zonneklep of zonnebril en zorg dat je voldoende volgafstand houdt (2 seconden). Om beter gezien te worden is het aan te raden om altijd je dimlicht te voeren. Tegenliggers die in de zon kijken zien je dan ook beter.

Wind
Hoge voertuigen zoals vrachtauto`s, bussen, campers, caravans en bestelauto`s kunnen door windstoten uit koers raken en in extreme gevallen zelfs kantelen. Dit kan met name gebeuren op bruggen en viaducten. Rondwaaiende objecten, omgewaaide bomen en afgebroken takken kunnen tot ernstige verkeershinder leiden. Langzaam verkeer (voetgangers, fietsers, brom- en snorfietsers) en motorfietsen kunnen met name hinder ondervinden van harde windstoten. Door zijwind kunnen ze uit koers raken en slingerend gedrag vertonen. Vaak gaan zij in de wind hangen wat geen problemen oplevert als de wind blijft waaien, maar als de wind stopt met waaien of wordt onderbroken dan ontstaat de kans dat zij zich niet meer kunnen herstellen. Houdt rekening met kwetsbare verkeersdeelnemers door je veilige ruimtes (ruimtekussen) te vergroten en je defensief op te stellen. Pas je snelheid aan en schakel terug naar een lagere versnelling.

< Vorige Volgende >