menu

H. Risico’s i.v.m. eigenschappen en toestand eigen voertuig.

Inleiding
Zoals behandeld in hoofdstuk C: Inrichting, belading en slepen van voertuigen moeten alle kentekenplechtige voertuigen voldoen aan de zogenoemde toelatingseisen. Deze toelatingseisen zijn overwegend gebaseerd op de regelgeving van de Europese Unie en zijn opgenomen in de regeling voertuigen die sinds 1 mei 2009 van kracht is als onderdeel van de Wegenverkeerswet 1994.

Naast de toelatingseisen moeten alle voertuigen die gebruik maken van de openbare weg voldoen aan de zogeheten permanente eisen. Om je geheugen nog even op te frissen is het bijvoorbeeld als bestuurder verboden te rijden met een voertuig, indien het voertuig niet deugdelijk van bouw of inrichting is, dan wel rijtechnisch in onvoldoende staat van onderhoud verkeert. Het voertuig dient tevens zodanig gebouwd of ingericht te zijn dat je als bestuurder voldoende zicht naar voren en opzij hebt. Tot slot moet je voertuig voldoen aan de wettelijk gestelde eisen ten aanzien van de bouw of inrichting van de categorie waartoe het voertuig behoort. Als eigenaar of houder van het voertuig is het ook verboden om met een voertuig te laten rijden indien deze niet aan de permanente eisen voldoet.

Voorbereiding- en controlehandelingen
Naast de permanente eisen moet je zelf een ook een aantal controlehandelingen uitvoeren, dit voordat je gaat rijden:

  • Controle op uitwendige lekkages als olie of koelvloeistof
  • Banden, bandenspanning en ventieldopje
  • Zijn de ruiten, spiegels en verlichting schoon
  • Oliepijl met pijlstok controleren
  • Rem- en koelvloeistof controleren
  • Ruitenwisservloeistof controleren
  • Oliepijl stuurbekrachtiging
  • Vloeistof accu en is deze juist bevestigd
  • Is er voldoende remdruk aanwezig
  • Werkt de verlichting
  • Werken de ruitenwissers

Gebruikseisen betreffen het praktisch handelen: het koppelen van een aanhangwagen, het behandelen van lading en zijn gebruikseisen eisen die betrekking hebben op de afmetingen en massa`s van de voertuigen. Hier heb je in hoofdstuk C: Inrichting, beladen en slepen van voertuigen ook al eens kennis mee gemaakt.

Toestand eigen voertuig
Op welke manier de eisen van een voertuig zich vertalen naar de eigenschappen en toestand van je eigen voertuig lees je terug in dit hoofdstuk. In het kort komt het er op neer dat het verboden is om te gaan rijden als je merkt dat je auto niet in orde is. Alles op en aan het voertuig moet deugdelijk zijn en mag geen ernstige gebreken vertonen.

Het is verboden verder te rijden als:

  • Je gladde of slappe banden hebt, de minimale profieldiepte dient 1,6 mm te zijn.
  • Er iets mis is met je stuurinrichting, bijvoorbeeld als je last hebt van een trillend stuur of als de auto gaat slingeren.
  • Je benzine of olie verliest, bijvoorbeeld als je indringende benzine of oliegeur ruikt.
  • Er iets mis is met je reminrichting of remsysteem, bijvoorbeeld als je auto ineens slechter remt of je waarschuwingslampje gaat branden.
  • De snelheidsmeter, claxon of ruitenwisser niet goed functioneren.
  • De deuren, motorkap of kofferdeksel niet meer goed sluiten.

Het belang van een juiste bandenspanning
Een juiste bandenspanning verhoogt niet alleen het comfort en de wegligging, maar is van cruciaal belang voor de prestatie van de auto en veiligheid op de weg. Een te lage bandenspanning verhoogt het brandstofverbruik van de auto en verkort de levensduur van de band, terwijl een te hoge bandenspanning zorgt voor slechter contact met de weg en tevens een hogere slijtage van de banden. Een onjuiste bandenspanning kan ervoor zorgen dat het voertuig bij het remmen scheef trekt of dat de wielen blokkeren.

Verder geldt dat onbalans en een verkeerde uitlijning een negatieve invloed hebben op het brandstofverbruik en de rolweerstand verhogen. Meer rolweerstand betekend meer brandstofverbruik, maar nog belangrijker zorgt dit voor een minder optimale gedraging van de auto en dit heeft direct invloed op je de veiligheid op de weg en die van anderen.

Controleer dus bij aanvang van de rit altijd visueel je banden zelf en de bandenspanning. Bij het aan komen lopen kun je mogelijk al zien aan hoe de auto staat of je een lekke band hebt, staat deze niet meer recht dan kan dat duiden op een lekke band. Loop even een rondje om de auto heen en controleer de band ook op mogelijke beschadigingen en/of uitstulpingen. Controleer minimaal maandelijks of de banden de juiste spanning hebben, zoals door de fabrikant is voorgeschreven.

Aquaplaning
De profilering moet volgens de wet over de hoofdgroeven van de band minimaal 1,6 mm zijn. In het kader van de verkeersveiligheid adviseren wij de banden te vervangen als er 2 mm of minder op zit. Vervang je winterbanden als er minder dan 4 mm profiel op zit. Minder profiel betekend namelijk een slechtere afvoer van water, dit kan uiteindelijk leiden tot aquaplaning. Je hebt dan geen contact meer met de weg en rijdt dan op een filmlaagje van water. Je hebt hierdoor geen controle meer over je stuur en gaat als het eigenlijk alleen nog maar rechtdoor. Naast dat bij afgesleten profiel de kans op aquaplaning sterk toeneemt verslechteren je remeigenschappen ook enorm.

Bij aquaplaning op een rechte weg reageert de auto niet meer op stuurbewegingen en remmen is nog maar beperkt mogelijk. Als je auto in de bocht het wegcontact verlies zul je naar de buitenkant van de bocht glijden, zonder dat je kunt tegensturen. Veel mensen gaat dan heftig sturen en zodra er weer grip met de weg ontstaat kan dit leiden tot een ernstige slippartij.

Aquaplaning komt vooral voor op wegen waar het regenwater niet snel genoeg kan weglopen. Dit kan ook aan de geografische factoren liggen, bijvoorbeeld doordat op een laag punt in de omgeving ligt. Ook beschadigd asfalt met diepe oneffenheden of spoorvorming door vrachtverkeer vormt een risico. Let op: spoorvorming komt het meestal voor op de rechterrijstrook. Deze wordt immers het meeste gebruikt door vrachtauto`s.

Aquaplaning is te voorkomen door op een natte weg je snelheid te verlagen en ervoor te zorgen dat je de juiste profieldiepte op je banden hebt. In noodsituaties geldt: koppelingspedaal intrappen en geen bruuske stuurbewegingen maken.

Factoren die van invloed zijn op aquaplaning zijn:

  • De profieldiepte van de banden.
  • De breedte van het profiel.
  • De breedte van de banden.
  • De soort banden (zomerbanden, winterbanden of 4-season).
  • De weg waarop je rijdt (ligging).
  • Het soort asfalt waarop je rijd.
  • De snelheid waarmee je rijdt.
  • De bandenspanning.

Een klapband
Een klapband kan iedereen overkomen, toch kun je veel doen om een klapband te voorkomen. Bij het rijden met een te lage bandenspanning vervormt de band keer op keer ernstig. Hierdoor loopt de temperatuur van de band flink op en kunnen de koordlagen daardoor loslaten, dit kun je herkennen door uitstulpingen op het loopvlak of op de wangen van de band. Wanneer je de uitstulpingen niet tijdig ziet is de kans groot dat je te maken krijgt met een klapband op de plaats van de uitstulping.

Bij een te hoge spanning ofwel overspanning kan de band inwendig beschadigen door de oneffenheden in de weg. Als de band maar vaak genoeg de klappen de klappen moet opvangen van de van de uitwendige belasting dan is het risico op een klapband vele malen groter.

Tijdens het rijden is het altijd mogelijk dat je met de band een stoeprand raakt of een gat in het wegdek tegenkomt. Bij het tegen de stoeprand aanrijden krijgt de band een stevige tik, met als gevolg dat de band uitwendig kan beschadigen. Inwendig kunnen de koordlagen van de band beschadigen met een klapband als mogelijk gevolg. Probeer dus tijdens het parkeren te voorkomen dat je tegen de stoeprand aan rijdt.

Banden zijn na verloop van jaren niet meer goed in staat om kleine in- en uitwendige belasting op te vangen. De koordlagen raken los, het loopvlak scheurt en er ontstaan kleine scheurtjes in de band. Deze ouderdomsverschijnselen kunnen tot een klapband leiden. Vervang banden die ouder zijn dan 6 jaar, ook al zit er nog voldoende profiel op.

Wielspin
We spreken van wielspin als de aangedreven wielen doordraaien zonder dat de auto daadwerkelijk vooruit gaat. Wielspin treed op als de aangedreven wielen door gebrek aan tractie het vermogen niet goed over kunnen brengen op het asfalt. Bij droog weer is er vaak niets aan de hand. De wegen zijn schoon en er is geen vuil zichtbaar.

Een regenbui kan alsnog zorgen voor een gladde weg door vuil, slik en oude olieresten. Houdt altijd rekening met deze overgangen en het effect dat dit kan hebben op de eigenschappen en toestand van je voertuig.

Je kunt wielspin voorkomen door met een juiste dosering gas te geven, goede banden met de juiste bandenspanning, voldoende profiel en door je voertuig op een correcte manier te beladen. Let vooral op bij gladheid door ijzel,- sneeuw- of bevriezing en vergroot je ruimtekussen in deze situaties. Uiteraard is het ook van belang je snelheid aan te passen aan deze omstandigheden.

Belading en inrichting
Aan het rijden met lading zijn eisen gesteld. Zo mag een voertuig nooit te zwaar beladen worden en mag je bij het besturen van een voertuig nooit worden gehinderd door passagiers, lading of op andere wijze. Als bestuurder moet je ook voldoende zicht hebben naar voren en opzij, zorg er dus voor dat dit zicht nooit wordt beperkt.

Hoe je de auto belaad of ingericht heeft ook invloed op de eigenschappen van je voertuig. Zorg altijd voor een juiste gewichtsverdeling in de auto bij het beladen. Plaats zware lading zoveel mogelijk onderop. Zo houdt je het niet alleen zwaartepunt van de auto laag, maar dit is in het geval van een ongeluk ook veiliger.

Krachten tijdens het rijden
Tijdens het rijden is je voertuig aan verschillende krachten onderhevig. Deze krachten treden op bij het rijden door bochten, maar ook bij het optrekken en afremmen. Bij het rijden in bochten is je voertuig onderhevig aan zijwaartse krachten. Je voertuig wil als het ware rechtdoor en oefenen een naar buiten gerichte kracht uit op je voertuig. Het is alsof je voertuig uit de bocht wil vliegen. Dit is ook wel bekend als centrifugaalkracht of middelpunt vliedende kracht.

Daarnaast komen er bij het rijden over hobbels of door kuilen ook verticale krachten vrij, welke in de vorm van stoten en trillingen op je voertuig werken. Dit leid er vaak toe dat lading niet meer op zijn plaats blijft en gaat schuiven. Dit kan tot gevaarlijke situaties voor jezelf en voor anderen. Om dit te voorkomen dient de lading altijd goed gezekerd te zijn. Zorg er dan altijd voor dat de lading onder normale omstandigheden op zijn plaats blijft. Onder normale omstandigheden verstaan we ook een volremming, plotselinge uitwijkmanoeuvres of een slecht wegdek.

Bij het afremmen komen naar voren gerichte krachten vrij en je voertuig en de lading met dezelfde snelheid verder terwijl je eigenlijk aan het vertragen bent. Dit zorgt er dan ook voor dat je bij een zwaardere belading of door meer mensen in je auto, een langere remweg hebt en een grotere stopafstand. In het geval van een noodstop of bij het afremmen tijdens een afdaling kunnen deze naar voren gerichte krachten enorm oplopen. Houdt hier dus rekening mee!

De bedrijfsrem en risico`s bij onjuist gebruik
De auto moet voorzien zijn van een bedrijfsrem en een goed functionerende parkeerrem. De bedrijfsrem stel je in werking door het rempedaal in te trappen. Onder normale omstandigheden probeer je te voorkomen dat je abrupt en onaangenaam hard moet afremmen. Remmen doe je gedoseerd en afgestemd op de verkeerssituatie.

Je loopt bij het onjuist gebruik of onjuiste bediening van de bedrijfsrem het risico dat de wielen blokkeren waardoor je in een slip terecht komt. Dit kan bij slechte weersomstandigheden en bij het rijden in een bocht ernstige gevolgen hebben. Daarnaast vergroot het onjuist gebruik of een onjuiste bediening je remweg aanzienlijk en belast onnodig de remmen en remonderdelen met slijtage als gevolg. Slijtage zorgt ervoor dat de remmen en remonderdelen minder goed kunnen functioneren en dit vergroot wederom je remweg en dus je stopafstand in verkeerssituaties (en in noodsituaties).

Werking bedrijfsrem
Door het intrappen van het pedaal wordt de druk aan de remmen doorgegeven via een rembekrachtiger. Zonder de rembekrachtiger zou de auto veel zwaarder remmen. De aansturing gebeurd niet met staalkabels maar via een hydraulisch systeem die is gevuld met speciale remvloeistof.

Je kunt bij aanvang van de rit controleren of je rembekrachtiging intact is door na het starten van de auto enkele keren op het rempedaal te drukken. Door het opbouwen van de remdruk zul je de tegendruk voelen op je rempedaal. Bij het remmen tijdens het rijden zorg je ervoor dat je de remdruk geleidelijk aan opbouwt en

Moderne auto`s zijn verder uitgerust met schijfremmen. Dit zijn metalen schijven die achter het wiel zijn gemonteerd. Bij het intrappen van je rempedaal zullen de remblokken de schijf insluiten en op deze manier zal de auto vertragen. Doordat de remblokken de remschijven continue vertragen moeten deze veel hitte kunnen weerstaan. Remblokken slijten dus en moeten dus geregeld vervangen te worden.

Bij moderne auto`s wordt je bij het remmen tevens geholpen door diverse elektronische systemen. De meest voorkomende systemen zijn ABS, ESP en Brake Assist. Maar wat doen deze hulpsystemen nu precies? De meest voorkomende elektronische hulpsystemen zijn:

ABS
ABS staat voor Anti Blokkeer Systeem. Het ABS-systeem zorgt er eigenlijk voor dat je wielen niet blokkeren tijdens met maken van een noodstop of bij het remmen op een gladde weg (bijvoorbeeld bij sneeuw of ijzel). Dit systeem regelt de remdruk en zorgt ervoor dat bij een te hoge remdruk het bewuste wiel niet blokkeert, dit door de remdruk iets terug te nemen om deze vervolgens weer op te voeren. ABS werkt alleen als je de remdruk hoog houdt. Als je een noodstop moet maken, zorg er dan voor dat je zo hard als je kan doorremt en bij voorkeur de koppeling tegelijk intrapt. De ABS zorgt ervoor dat je wielen blijven draaien (anti blokkeren), waardoor je kunt blijven sturen als dat nodig is.

Brake Assist
Brake Assist is een hulpsysteem dat aan de hand van de manier waarop het rempedaal wordt ingetrapt, herkent of je te maken hebt met een noodsituatie. In de betreffende noodsituatie bouwt je Brake Assist bliksemsnel de maximale remdruk op. Op deze manier zorgt dit hulpsysteem er dus voor dat je zo hardt als dat mogelijk is kunt remmen. Brake Assist werkt samen met de ABS die ervoor zorgt dat de wielen niet blokkeren.

ESP
ESP staat voor Electronic Stability Program en meet continue of de richting van het voertuig nog gelijk is aan de richting waar je als bestuurder heen stuurt. Als dit niet het geval is zal dit systeem bliksemsnel via diverse sensoren bepalen welke wielen vertraagd moeten worden om hiermee het voertuig in de juiste baan te houden. ESP zorgt er dus voor dat het uitbreken en slippen wordt voorkomen bij een plotselinge uitwijkmanoeuvre, verkeerd ingeschatte bochten of bij verraderlijk wegdek door bijvoorbeeld ijzel of sneeuw.

Stopafstand
Kun je voorstellen dat je voordat je ook maar iets kunt doen je ruim een seconden verder bent? Een alerte bestuurder heeft de reactietijd van 1 seconden om op de rem te trappen als dit nodig is. Na de reactietijd va 1 seconden begin je dus pas met remmen. De afstand die je aflegt in deze tijd noemen we reactieafstand. Hoe goed de auto ook remt, je hebt een bepaalde afstand nodig om tot stilstand te komen. Dit noemen we de remweg. De stopafstand is de reactieafstand en de remweg bij elkaar opgeteld.

stopafstand met witruimte

Eigenschappen winterbanden
Het verschil tussen een zomer- en winterbanden is aanzienlijk. Het zichtbare verschil zit in het profiel, maar ook de rubbersamenstelling van de banden zijn verschillend. Winterbanden hebben een grote hoeveelheid lamellen in het profiel en het rubber van een winterband is flexibel, ook bij lage temperaturen. Dit in tegenstelling tot het rubber van een zomerband, welke moeilijk vervormt. Hierdoor plakt het rubber van een winterband beter op het wegdek en dit zorgt voor meer grip. De oneffenheden op het wegdek worden ook beter opgevangen en hierdoor heb je dus meer contact met het wegdek. Winterbanden hebben bij temperaturen rond de 7 graden meer grip op nat wegdek en zijn beter bestand tegen aquaplaning. Met name onder winterse omstandigheden bij sneeuw en sneeuwmodder presteren winterbanden veel beter dan zomerbanden. Je remweg neemt toe naarmate de banden slijten, vervang je winterbanden als er minder dan 4 mm profiel op zit.

< Vorige Volgende >